Evangelische Kirche Tröbitz | zur StartseiteJüdischer Friedhof Tröbitz | zur StartseiteSporthalle Tröbitz Eingang | zur StartseiteSchwarze Elster | zur StartseiteBannerbild | zur Startseite
 

De Joodse begrafplaats van Tröbitz

Bron: Uittreksel uit ‘De Joodse gedenkplaatsen’ van Erika Arlt, uitgegeven door Landkreis Elbe-Elster

 

Aan het eind van de Schulstrasse in Tröbitz, direct grenzend aan de begraafplaats van het dorp, bevindt zich de Joodse begraafplaats. Hier werden honderdvijfentwintig voormalige gevangenen van de dodentrein begraven, die in de dorpshuizen aan tyfus en uitputting gestorven zijn.

 

Het toegangshek, gesmeed door Herman Winkler uit Tröbitz, bestaat uit twee delen, allebei met een davidster erin.

In september 1941 werd in Duitsland een politieverordening van kracht die iedere burger van Joodse afkomst verplichtte, om permanent in het openbaar een gele ster met daarop het opschrift ‘Jood’, ter hoogte van het hart op de kleding te dragen. Dit illustreert al het zo sadistische karakter van het fascisme, om deze mensen het voor hun zo heilige symbool als ‘Jodenster’ op te dringen.

 

In december 1947 werden de resten van driehonderdveertig Nederlanders en Fransen opgegraven, in opdracht van de ‘Umbetungsmission der Französichen Gruppe des Kontrollrates Berlin’ en in hun verschillende vaderlanden hergraven.

 

De resterende graven in Tröbitz kregen grafplaten met daarop de namen, geboorte- en sterfdata van de doden.

 

Op 4 september 1966 werd, ter ere en ter nagedachtenis aan de slachtoffers, die door het fascistische regime van hun leven beroofd zijn, de joodse begraafplaats in Tröbtiz ingewijd en werd er een gedenksteen onthuld. Aan deze plechtigheid namen de president van de federatie van Joodse Gemeente van de DDR Helmut Aris, de Hongaarse opperrabbijn Dr. Ödön Singer, alsook andere autoriteiten en burgers deel.

 

Sinds 1990 kwamen overlevenden van de trein uit Groot Brittannië, Israël, Nederland, de USA en Australië naar Tröbitz, om de graven van hun familieleden en de herinneringsplaatsen te bezoeken. Ze waren verrast dat ze deze na meer dan vijfenveertig jaar zo goed verzorgd aantroffen. Particulieren uit Tröbitz en werkgroepen zoals scholieren van het polytechnische lyceum hebben de zorg daarvoor op zich genomen. De overlevenden bedankten hen daarvoor zowel mondeling als schriftelijk.

 

Door deze bezoeken ontstond het idee, om op de Joodse begraafplaats een herinneringswand te plaatsen, waarop alle namen van de doden van het ‘Verloren Transport’, voor zover ze bekend waren, genoteerd zouden worden. Allen die gestorven zijn vanaf het moment dat ze op het laadperron in Bergen-Belsen in de trein gezet zijn, tot aan de laatste gestorvenen in Tröbitz.

 

Om dit voornemen te kunnen uitvoeren werd in Israël de organisatie ‘The Lost Transport Victims Memorial Society, Bergen-Belsen, Tröbitz (1945)’ opgericht.

 

De organisatoren, de heer Ariel Koretz en de heer Chanoch Mandelbaum, uit Israel, zwoegden jarenlang om alle noodzakelijke voorwaarden te realiseren.

 

De financiële middelen om de herinneringswand met namen te plaatsen werden in Israel ingezameld, en een steenhouwer uit Jeruzalem kreeg de opdracht om de gedenkplaat te maken.

 

In Tröbitz werden het fundament en de zwarte granietplaten geplaatst.

 

Op 27 april 1995, op de vijftigste gedenkdag van de bevrijding van de Bergen-Belsentrein, volgde de inwijding van de nieuwe herinneringswand met een bewogen religieuze rouwdienst. De platen met de namen van de meer dan vijfhonderdvijftig doden werden onthuld door overlevenden van de trein uit het concentratiekamp Bergen-Belsen. Zij kwamen na vijftig jaar voor het eerst weer in Duitsland.

 

vertaling Saskia Goldschmidt